Zandvliegen, zeeleeuwen en zoveel meer

7 maart 2015 - Auckland, Nieuw-Zeeland

Na meer dan een maand zijn we hier eindelijk weer met een nieuw verslag vanuit Nieuw-Zeeland. Op vijf februari namen we de ferry vanuit Wellington naar het kleine havenstadje Picton op het Zuidereiland. Van daaruit namen we de scenic route richting Nelson, één van de grotere steden op het Zuidereiland. Hier moet je je overigens niet al te veel bij voorstellen. Het hele eiland is vijf keer zo groot als België en telt amper een miljoen inwoners, waarvan bijna de helft rond Christchurch woont. Aangezien onze vorige nacht niet veel soeps was geweest, beslisten we niet al te ver door te rijden, en stopten we al iets na de middag in Aussie Bay om ons kamp op te slaan. De weergoden hadden onze gebeden overigens gehoord en schonken ons een stralende zon en een blauwe hemel. Die namiddag deden we niet veel meer dan luieren. Hoewel, Maxim kwam na een paar uur aanzetten met een viertal kilo mosselen. Zo van de rotsen geplukt. Ons avondmaal stond bij deze vast. Verder leerden we die dag ook nog Ben en Anaïs kennen, een tof Frans koppel waar we nog een aantal dagen mee zouden verder reizen.

De volgende ochtend zetten we onze tocht naar Nelson verder. We maakten de klim naar het geografische centrum van Nieuw-Zeeland en informeerden naar activiteiten voor de volgende dagen. Met Ben en Anaïs kampeerden we daarna in het groen net buiten Nelson.

’s Ochtends reden we door naar Takaka. Een hele mooie rit in letterlijk stijgende lijn, waar we dan ook uitgebreid onze tijd voor namen. We stopten op een gratis camping langs de weg, keken een film en kropen op tijd ons bed in.

We moesten onze krachten immers een beetje sparen voor de activiteit van de volgende dag: kajakken op zee in de Golden Bay. Een prachtige tocht langs een heel mooie kustlijn. Hier zagen we spectaculaire rotsformaties en kliffen, en konden we onze eerste (blue) pinguïns, fur seals en shags (duikvogels) spotten. Terug bij de van zat er een briefje van Ben en Anaïs achter de ruitenwisser. Zij hadden een gratis kampeerplaats gevonden naast een mooie rivier en vroegen of we ook naar daar kwamen. Zo gezegd, zo gedaan. Nog geen twee uur later zaten we ons te wassen in de rivier.

De volgende dag kondigde zich opnieuw als een toppertje aan. We zouden een wandeling van twintig kilometer maken in het prachtige Abel Tasman National Park. Onze Franse vrienden gingen opnieuw met ons mee, en nadat we ons eerst hadden geïnstalleerd op onze nieuwe verblijfplaats in Totaranui, trokken we onze wandelschoenen aan. Van een mooie wandeling gesproken! De Abel Tasman Coastal Track is niet voor niets één van de negen Great Walks die Nieuw-Zeeland rijk is. Dichte bossen afgewisseld met tropische stranden en palmbomen, en dit op een stralende zomerdag in goed gezelschap. Wat wil een mens nog meer?

Na al deze inspanningen hadden we wel een rustdag verdiend, dachten we zo. We namen dan ook rustig de tijd om wat te liggen, lezen of schrijven, en vertrokken pas in de late namiddag naar onze volgende stop. We sliepen alweer op een mooie free camp site, en aten een laatste keer met Ben en Anaïs.

’s Ochtends namen we immers afscheid van hen. Wij drieën reden helemaal naar het noordelijkste punt van het Zuidereiland en gingen wandelen op de Farewell Spit. Hier zagen we een heel lang en breed strand, en gigantische zandduinen die eerder aan een woestijn deden denken. Nogmaals een bewijs van de ongelofelijk veelzijdige natuur in dit land. Nadat we het noordelijkste punt hadden bereikt, was het hoog tijd om onze weg naar het zuiden in te zetten. Nog maar drie weken te gaan en nog heel veel op ons lijstje… We reden eerst langs de, uhum, Pupu Springs. Deze staan bekend als de helderste waterbronnen in de zuidelijke hemisfeer en worden voortdurend ververst door zowat 10.000 liter water per seconde. Het resultaat is indrukwekkend. Daarna reden we verder naar de Canaan Downs. In dit natuurgebied werden heel wat scènes uit The Lord of the Rings opgenomen, en bevindt zich het zogenaamde Harwoods Hole. Dit gat in een rotsformatie is meer dan tweehonderd meter diep. De tocht er naartoe begon gezapig, maar werd steeds spectaculairder. Op het einde was het klauteren op de rosten en voelde je bijna letterlijk de kracht van ‘het zwarte gat’. Geen omheiningen te bespeuren en dus zeker niets voor mensen met hoogtevrees. Griet betrouwde het zaakje bij momenten niet helemaal. Op onze verblijfplaats voor die nacht zagen we daarna nog een groep Kea’s. Iedereen die al eens een kruiswoordraadsel heeft ingevuld weet dat dit de typische papegaaien van Nieuw-Zeeland zijn. Wij sliepen die nacht overigens voor het eerst in een tent. Of beter, probeerden te slapen. Op achthonderd meter daalde de temperatuur immers tot een tweetal graden boven het vriespunt. Niet echt lekker in een slaapzak die tot plus vijftien gaat…

De volgende twee dagen werd er vooral een aantal praktische zaken geregeld. Wij schaften in de Op Shop wat warmere kleren aan en Maxim regelde de verzekering en registratie voor Stella.

De drie daaropvolgende dagen liepen de plannen voor het eerst in een aantal weken uit elkaar. Maxim ging drie dagen hiken in het Nelson Lakes National Park, wij trokken er met twee op uit met de van. Zo zagen we onder andere massa’s fur seals in Kaikoura en gingen we baden in de Thermal Pools in Hanmer Springs. Na drie dagen zagen we elkaar terug in Saint Arnaud om onze tocht zuidwaarts verder te zetten.

Via Greymouth op de westkust kwamen we terecht op alweer een gratis camping waar een heel leuke sfeer hing. Met andere backpackers zaten we die avond rond een kampvuur. Er werd dan ook heel wat gedronken en gelachen.

Aangezien Stella net als Lars en Maxim al negenentwintig lentes telt, is ook zij niet meer helemaal zonder gebreken. Op achttien februari moesten we dan ook voor de eerste keer ingrijpen. Gelukkig ging het maar over een kapotte band. ’s Avonds kwamen we aan bij de Franz Josef Glacier, zowat halfweg op de westkust.

Hier gingen we de volgende dag wandelen. Omwille van het mistige weer en de horden toeristen, viel dit voor ons een beetje tegen. De gletsjer was mooi, maar echt dichtbij kon je er zonder een toer niet komen. Na Franz Josef stond ook nog de Fox Glacier op het programma. Iets minder wolken en veel minder toeristen zorgden voor een beter zicht. Vanaf een viewpoint zagen we overigens ook nog flarden van Mount Cook, de hoogste berg van Nieuw-Zeeland. ’s Avonds reden we door naar het startpunt van de Copland Track. Deze wandeling van zesendertig kilometer zouden we de volgende twee dagen immers onder handen nemen. Hier maakten we voor de eerste keer echt kennis met onze grootste ergernis van de volgende dagen, of nee, van ons leven: de zandvlieg. Deze kwelgeest vindt het leuk om samen met zijn vriendjes en vriendinnetjes op elk ontbloot stukje lichaam te komen zitten om je dan heel geniepig maar tot bloedens toe te bijten. Vooral op de westkust zwermen ze in honderdtallen rond je hoofd. Bijzonder irritant als je buiten zit te koken of eten…

De volgende twee dagen wandelden we dus door een prachtig bos naar de Welcome Flat, waar ons een fantastische beloning wachtte: meer zandvliegen. Gelukkig waren er ook nog de natuurlijke hot springs van om en bij de veertig graden waarin het heerlijk baden was. Vooral na zonsondergang dan, wanneer de zandvliegen ook van hun welverdiende nachtrust genieten. Na de terugtocht reden we via Haast door naar Lake Hawea, waar we voor het eerst in een hele tijd nog eens op een betalende camping sliepen. Nog eens een warme douche, koken in een keuken en internetten.

Hier namen we de volgende dag ook uitgebreid de tijd om onze kleren nog eens te wassen. We ontmoetten twee Belgen uit Deurne die aan een fietstocht van een aantal maanden doorheen Nieuw-Zeeland en Zuidoost Azië bezig zijn. Nadat onze batterijen letterlijk en figuurlijk weer helemaal waren opgeladen, reden we door naar Wanaka. Hier brachten we de avond door op een goedkope camping met twee meisjes uit Tilburg. ‘Wat zijn jullie nou eigenlijk, Vlamen of Vlamingen?’ Tilburg, toch niet zo ver weg?!

Waar Wanaka bekend staat als de light versie, kwamen we de volgende middag aan in het echte Queenstown. Dit dorpje aan een prachtig meer is de voorbije jaren razendsnel uitgegroeid tot hét mekka voor backpackers, avonturiers en extreme sporters. Hier is het al sky diven, bungee jumpen en hanggliden wat de klok slaat. Ons budget liet ons echter niet toe om ons hier aan te wagen. Maxim ging wel mountainbiken, terwijl wij Arrowtown opzochten, een historisch mijnstadje.

Op vierentwintig februari hadden we een lange rit voor de boeg naar Milford Sound, de bekendste fjorden van Nieuw-Zeeland. Op deze grauwe dag reden we in de namiddag door een lange tunnel dit spectaculaire gebied binnen. Door de laaghangende wolken viel er aanvankelijk weinig te genieten van de uitzichten. Op deze manier had een cruise door de fjorden ook niet veel zin. Wachten dus maar en hopen op beter weer. Om niet helemaal lek gestoken te worden door de zandvliegen brachten we de avond, de nacht en de volgende ochtend in de van door. Tot overmaat van ramp raakte net nu ons laatste pakje Belgische tabak op. In Milford was in geen velden of wegen een winkeltje te bespeuren: kin kloppen dus!

Gelukkig klaarde het in de loop van de volgende dag helemaal op en konden we alsnog tussen de fjorden gaan varen. En of deze tocht het wachten waard was! Spectaculaire kliffen, metershoge watervallen en dolfijnen waren ons deel. Na de cruise wachtte ons een lange rit terug naar het oosten. We kochten veertig gram tabak voor een luttele tweeënvijftig NZD, en kwamen via Te Anau bij Lake Monowai terecht, waar we gratis kampeerden.

De volgende ochtend begon berekoud. Hoe zuidelijker we gingen, des te kouder het duidelijk werd. Maxim maakte een kampvuur en voor het eerst testten we zijn air rifle. We schoten geen konijnen of possums, maar zelfs mikken op een kartonnen roos zorgde voor dolle pret. ’s Middags reden we door naar Invercargill, een eerder mistroostige arbeidersstad in het diepe zuiden. ‘The dirty south’, zoals een local het noemde. Onderweg ontmoetten we Michele uit Italië en Kristine uit Denemarken. Zij stonden langs de kant van de weg met een kapotte band, en handy man Maxim, sorry Jonas, wist daar wel raad mee. ’s Avonds zagen we (yellow eyed) pinguïns in het donker, dronken we wijn met Michele en Kristine, en sliepen we weer op een gratis camping in het natuurreservaat The Catlins. Ondertussen zaten we dus in het zuidoosten van Nieuw-Zeeland.

Van hieruit trokken we noordelijker richting Kaka Point. Zoals jullie horen, hebben de Maori’s duidelijk wat met uitwerpselen in hun plaatsnamen… Pupu Springs, Motupipi, Pipiriki en Takaka zijn maar enkele voorbeelden. Onderweg naar Kaka Point zwommen Maxim en Lars (bijna) met dolfijnen. Het water was behoorlijk koud en de dolfijnen kwamen niet dichter dan pakweg vijf meter van ons, maar het was het helemaal waard. Iets later stopten we nog bij de Cathedral Cave. Deze indrukwekkende grot is door de jaren heen uitgesleten door de zee. Vlak voor we onze slaapplaats bereikten kwamen we Michele en Kristine weer tegen in de gietende regen. Zij hadden iets bijzonders gespot op het strand: een dode koe. Het beest moet waarschijnlijk van één van de talloze kliffen gesukkeld zijn en was volgens ons al een paar weken geleden aangespoeld. Best luguber om te zien. Omwille van de weersomstandigheden sliepen we die avond op een betalende camping waar we binnen konden koken.

De volgende morgen reden we door naar Dunedin, de oudste studentenstad van het land. Van de gebruikelijke sight seeing kwam deze keer weinig in huis. Nu we eindelijk nog eens in een ietwat bruisende stad waren aanbeland, zetten we ons al snel neer op een terras. Toevallig kwam Maxim Jonathan tegen, een Fransman die hij nog kent vanuit de Filipijnen. Met Jonathan en Simon, een andere Fransman, ontdekten we het verbazende nachtleven van Dunedin, en belandden we op een uit de hand gelopen house party.

Met kleine oogjes verkenden we de volgende dag Otago Peninsula, het mooie schiereiland naast Dunedin. Hier zagen we opnieuw (yellow eyed) pinguïns en fur seals, maar deze keer ook zeeleeuwen. Deze zijn nog een pak groter en dus ook heel wat indrukwekkender. Vanwege hun agressieve karakter wordt aangeraden om niet te dicht in de buurt te komen van deze kolossen. Aangezien de twee exemplaren die wij zagen vredig lagen te slapen, konden we echter toch behoorlijk dichtbij komen. ’s Avonds reden we verder door naar Shag Point. We parkeerden Stella in het donker op een rustig plaatsje. Terwijl we een film aan het kijken waren bleek al snel dat we niet alleen waren. Een zeehond begon zich vlakbij te roeren.

’s Morgens werd duidelijk dat het niet om één zeehond ging. Het krioelde er van de zeehonden en je moest zelfs moeite doen om ze niet kwaad te maken door te dichtbij te komen. Een laag gegrom kwam meermaals onze richting uit. Vanuit Shag Point zetten we de laatste etappe van onze tocht door Nieuw-Zeeland in. We reden via Lake Ellesmere, waar we één nacht sliepen, naar Banks Peninsula, het schiereiland onder Christchurch. Hier kampeerden we voor de laatste keer in de natuur.

Al lichtjes nostalgisch bolden we ’s ochtends onze laatste kilometers met Stella en Maxim. Tegen de middag kwamen we aan in Christchurch, de grootste stad van het Zuidereiland en de tweede in rang, na Auckland. Onze eindbestemming werd in 2011 zwaar getroffen door een aardbeving. Meer dan achthonderd historische gebouwen in het stadscentrum gingen tegen de vlakte en meer dan honderdvijftig mensen lieten het leven. Ook al wisten we dit op voorhand, de aanblik van de stad was volledig anders dan we hadden verwacht. Van een centrum was hoegenaamd geen sprake, de kathedraal stond daar torenloos te wezen, en van een café of winkeltje was er al helemaal geen spoor. Blijkbaar speelt het leven in deze stad, met toch bijna de bevolking van Antwerpen, zich nu voornamelijk in de buitenwijken af, en ligt het centrum er maar desolaat bij. Overal staan kranen en bouwwerven, maar er is duidelijk nog heel veel werk. Na een bevreemdende stadswandeling gingen we ’s avonds op restaurant voor ons afscheidsdiner. Achteraf bekeken we in de van samen de foto’s en gingen we slapen. De volgende ochtend moesten we vroeg op voor het afscheid van Maxim en onze vlucht naar Auckland.

We stonden om zes uur op en namen niet veel later afscheid van Maxim en Stella. Voor allebei: nen dikke merci om ons op zo veel plaatsen te brengen! We waren ruim op tijd voor onze vlucht om half tien. Klein probleempje, zo bleek. Onze vlucht was niet om half tien ’s ochtends, maar om 09.30 pm zoals wel degelijk op het ticket stond. Pijnlijke vergissing met als verdict: veertien uur wachten. Wonder boven wonder is de dag behoorlijk snel voorbij gegaan. Om twaalf uur ’s nachts stonden we aan ons hotel in Auckland, waar we met wat geluk nog konden inchecken. Die nacht hebben we heerlijk en lang geslapen!

De dag erna, gisteren dus, hebben we eerst allerhande praktische zaken geregeld om vervolgens een wandeling door het centrum van Auckland te maken. Geen spectaculaire stad, maar wel de eerste keer dat we het gevoel hadden toch in een soort wereldstad te zijn. In Nieuw-Zeeland welteverstaan. Bovendien was het vrijdag en was er dus wel wat leven in de brouwerij.

Vandaag, zeven maart, hebben we vooral gebruikt om te skypen met het thuisfront, en aan deze blog post te werken. Morgenvroeg vliegen we om half acht, deze keer wel degelijk ’s ochtends, naar Sydney, om van daaruit door te vliegen naar Jakarta. Heel vroeg opstaan dus!

Tot slot nog dit: voor wie van natuur houdt, Nieuw-Zeeland is fenomenaal. Zelden zoveel verschillende landschappen gezien op zulk een relatief kleine oppervlakte. Wij zullen het missen, maar zijn ook helemaal klaar voor het volgende hoofdstuk van onze reis. Indonesië, here we come!

Excuses voor het lange verslag, maar op vier weken Nieuw-Zeeland maak je heel wat mee. Tot volgende keer, hopelijk iets sneller!

Greets,

Lars en Griet

Foto’s

9 Reacties

  1. Sabine:
    8 maart 2015
    Super mooi om jullie zo te kunnen volgen en prachtige foto's grtj sabine en leo xxxx
  2. Pa:
    9 maart 2015
    Watl een mooi reisverhaal! Leuk om juLlie te volgen. Prachtige fotos van die supermooie natuur. Die zandvliegen zullen wel vervelend geweest zijn. En zo dicht bij die zeeleeuwen komen... Keitof! Nu warmer weer hebben zal ook wel welkom zijn. Het skypen ging goed he, ik kwam juist uit mijn slaap, mischien hebben jullie dat gemerkt. Volgende keer niet meer in slaap vallen op de zetel. Sorry hoor! Ik kijk al uit naar de volgende skyp!! Veel plezier in Indonesie en tot de volgende keer. Papa en Hilde.
  3. Pa:
    9 maart 2015
    P.S. Wat ik vergeten was... Dikke knuffel xxxxx pa en hilde
  4. Mama en Bart:
    9 maart 2015
    Hela schattekes, superdesuper mooie foto's!! Al meermaals bekeken hoor! En zóóóó 'n prachtig geschreven reisverslag! Ook al meermaals gelezen!
    't Is zo fantastisch fijn te vernemen en te zien dat jullie het zo leuk hebben!
    Enorm genoten van het Skypen ( maw , jullie te zien en te horen ) !!
    Nu genieten van Indonesië!
    Geen extra truitjes meer nodig schatje?
    Héél veel plezier!! Dikke knuf & kussies xxxxxx
    mama en Bart
  5. Annick Luyten:
    9 maart 2015
    Ja het is een lang verhaal maar wel de moeite. Op naar het volgende land en avontuur. grtjs Pa en Annick
  6. J-train:
    10 maart 2015
    Met die zandvliegen hebben we ook al mogen kennismaken. Evil mofo's! Graag tot nooit meer. Leuk verhaal en foto's. Groetjes!
  7. Pieter & Marlies:
    11 maart 2015
    Geweldig om te lezen! Nog enkele maanden en we zien elkaar weer! Tot snel!
  8. Sam Habraken:
    16 maart 2015
    mooie fotos, nog veel plezier op jullie reis!
    groetjes Sam Vanessa en kleine Paulien
  9. 'Nonkel' Wim:
    18 maart 2015
    "Wat wil een mens nog meer?": DAAR BIJ ZIJN!!!